Krimp met de K van Kansen

Vergrijzing, vertrekkende mensen, minder voorzieningen: aan duidelijkheid laat de problematiek van krimpregio’s weinig te wensen over. Maar het ‘Randland’ biedt ook kansen, juist in deze tijden van woon-, klimaat- en pandemie-uitdagingen. Het is tijd dat Rijk en regio een gezamenlijke sprong voorwaarts maken, aldus ‘krimpprofessor’ Bettina Bock.

‘Een eenvoudige definitie van een krimpregio luidt: een gebied met een laag geboortecijfer, waar meer mensen vertrekken dan dat er komen wonen. Omdat het doorgaans de jongeren en hoger opgeleiden zijn die wegtrekken, heeft het naast kwantitatieve ook kwalitatieve kanten. Het is een ontwikkeling die zich al decennia voordoet. Momenteel zijn er tekenen dat de trend zich mogelijk keert. Door noodzaak – vanuit een oververhitte woningmarkt in de Randstad en door het thuiswerken in verband met corona – neemt het aantal woningtransacties in het Randland toe. De prijzen van woningen stijgen. Ook andere ontwikkelingen, zoals meer alleenwonenden en de aanschaf van tweede woningen – voor vakantie of als belegging – lijken van invloed te zijn. Het is echter nog te vroeg om van een trendbreuk te spreken. Regio’s zoals Noord- Nederland, de oostelijke grensstreek en Limburg hebben nog altijd te kampen met krimp. 

De randstad, dat is slechts één van de vele regio's die Nederland telt
Bettina Bock
Bijzonder hoogleraar Bevolkingsdaling & Leefbaarheid Rijksuniversiteit Groningen

Krimp is lange tijd gezien als een probleem. Begrijpelijk, want het heeft in veel gebieden geleid tot sluiting van voorzieningen. Denk aan het verdwijnen van scholen en ziekenhuizen en aan minder ov-verbindingen. Een afnemend bevolkingsaantal en beleid, bijvoorbeeld in de vorm van bezuinigingen in het sociale domein, lagen hieraan ten grondslag. Minder voorzieningen hebben allerlei negatieve effecten. Mensen zonder eigen vervoer, zoals ouderen en jongeren, worden beperkt in hun mobiliteit. Mensen voelen zich minder veilig, omdat de gezondheidszorg letterlijk ver weg is. Er ontstaat leegstand, achterstallig onderhoud en aantasting van de leefbaarheid. Minder politiebureaus betekent minder toezicht, wat de deur openzet voor geïmporteerde criminaliteit zoals drugsproductie in leegstaande gebouwen. Onder de bewoners van krimpgebieden ontstaat ruimte voor onvrede. ‘Bij ons wordt alles gesloten, in ons wordt niet geïnvesteerd’, is het gevoel. Het is vast geen toeval dat bij verkiezingen in deze gebieden steeds minder stemmen naar de traditionele politieke partijen gaan, en steeds meer naar lokale en populistische partijen.

Bettina Bock BPD Bouwfonds Gebiedsontwikkeling
Lokale betrokkenheid

Het is de hoogste tijd om verder te kijken dan de problemen. Wie dat doet, ziet dat krimp ook kansen biedt. Een voorbeeld daarvan is sociale innovatie. In verschillende krimpgemeenten zijn initiatieven vanuit de bevolking ontstaan. ‘Sluiten de bibliotheek en de kroeg? Dan regelen we dat zelf wel.’ Zo geeft men langdurig leegstaande gebouwen een nieuwe bestemming als dorpshuis. Als multifunctioneel centrum bieden dorpshuizen plaats aan bijvoorbeeld bibliotheek, toneelvereniging of café. Ook zijn er, in samenwerking met zorginstellingen en verzekeraars, zorgcorporaties ontstaan die – na de sluiting van verpleeghuizen – de ondersteuning voor ouderen voor hun rekening nemen. Dergelijke initiatieven sluiten aan op de ook elders bestaande behoefte aan meer persoonlijke zorg en autonomie. Ze zijn dus ook interessant als model voor andere gebieden. De voorbeelden geven uiting aan een sterke lokale betrokkenheid en aan passie voor de eigen gemeenschap. Dat verklaart wellicht ook de zogeheten Friese Paradox, zoals die genoemd wordt in de 'Monitor Brede Welvaart': Friezen hebben gemiddeld lage inkomens, maar zijn wel de gelukkigste Nederlanders. Ik denk dat de gemeenschapszin en de fysieke ruimte, die deze plattelandsregio’s kenmerken, hier alles mee te maken hebben.

Laten we niet vergeten dat Nederland de krimpregio's hard nodig heeft
Bettina Bock
Bijzonder hoogleraar Bevolkingsdaling & Leefbaarheid Rijksuniversiteit Groningen

Stevig fundament

Ook voor gebiedsontwikkeling bieden deze regio’s mogelijkheden. Leegstand geeft de gelegenheid om ‘rotte kiezen te trekken’: sloop en/of renovatie van sociale woningbouw, herstructurering van wijken, verbetering van de kwaliteit van de leefomgeving door vergroening en verduurzaming om ook meteen voorbereid te zijn op de gevolgen van klimaatverandering. Laten we niet vergeten dat Nederland de krimpregio’s hard nodig heeft. Bijvoorbeeld voor de productie van duurzame energie en voor de bouw van woningen in hoger gelegen gebieden, waar stijgende waterstanden geen bedreiging vormen. Krimpregio’s bieden vele mogelijkheden, waar zij zelf maar zeker ook de rest van het land profijt van kunnen hebben. Wiens taak is het om deze mogelijkheden te benutten? Een blik over de grens biedt wellicht het begin van een antwoord. Duitsland kent, ondanks enkele verschillen, een vergelijkbare problematiek. Ook daar vertonen vele regio’s al langere tijd krimp, ook daar gaat het vaak om voormalige industriële en landelijke gebieden. Opmerkelijk is wel dat er in Duitsland ook dergelijke gebieden zijn waar groei plaatsvindt. Uit onderzoek blijkt dat dit verklaard kan worden uit de aanwezigheid van een stevig fundament: goed bereikbare zorg en onderwijs, plus een vitale mkb-sector en een florerende lokale economie. De federale structuur van onze oosterburen speelt ook een rol. Duitse regio’s hebben meer zelfstandigheid en meer financiële middelen. Er is meer decentraal beleid. De regio Beieren heeft in haar grondwet zelfs het recht op gelijkwaardige levensomstandigheden in stad en platteland opgenomen. Maar ook de centrale regering voert sinds 2019 beleid dat erop is gericht om in het hele land ruimtelijke gelijkheid en kwaliteit van leven in stand te houden.

Gelijkwaardigheid

Nederland is Duitsland niet. Wij zijn bestuurlijk anders georganiseerd. Toch mag ook van onze overheid een visie verwacht worden op Nederland als geheel. Gelijkwaardigheid van de regio’s moet daarbinnen een rol spelen. Hoe moet het Rijk dit doel verwezenlijken? In het verleden zijn diverse pogingen ondernomen. Denk aan het beleid in de jaren 60 en 70 van de vorige eeuw, om semioverheidsbedrijven naar de regio te verhuizen. Zo vestigde de toenmalige PTT het onderzoekscentrum in Noord-Nederland en verhuisde het Algemeen Burgerlijk Pensioenfonds van Den Haag naar Limburg. Bedrijven ontvingen subsidie om dit voorbeeld te volgen. Dat zorgde voor werkgelegenheid en leefbaarheid. Maar met de crisis van de jaren 80 ging veel verloren en werd dit soort regionaal investeringsbeleid stopgezet.

Bedrijven vertrokken naar lagelonenlanden en de overheidsinstellingen werden gesloten of verhuisden terug naar Den Haag. Sindsdien golfde het beleid heen en weer. Na de banken- en eurocrisis van 2008 heerste de opvatting dat de overheid maar beter kon investeren in de steden. Zij vormden de motor van de economie en daar zou het hele land van profiteren. Helaas. Dit trickle-down effect, zo weten we inmiddels uit onderzoek, heeft zich niet voorgedaan. De investeringen in de Randstad zijn voornamelijk ten goede gekomen aan de Randstad. En de Randstad, dat is slechts één van de vele regio’s die Nederland telt. Hoog tijd dus dat het Rijk opnieuw gaat investeren in de regio’s. De methode van een halve eeuw geleden kan daarin zeker een rol spelen. De vestiging van overheidsorganisaties en instellingen buiten de Randstad is nog altijd goed voor de werkgelegenheid en de bedrijvigheid aldaar. Maar dan moet de overheid wel doorzetten. De geplande en in een laat stadium geannuleerde verplaatsing van de marinierskazerne naar Zeeland vormt een leerzaam voorbeeld van hoe het niet moet.

Europese bril

Maar er is veel meer nodig, en mogelijk. Of de hiervoor vermelde trendbreuk zich nu doorzet of niet, er is in Nederland sprake van regionale verschillen in welvaart en ruimtelijke ongelijkheid. Daarom pleit ik voor een gezamenlijke sprong voorwaarts, waarbij Rijk en regio’s in wederkerigheid kansen benutten. De regiodeals zijn een mooi begin. Een ander recent voorbeeld is het Deltaplan Noord- Nederland. De provincies Groningen, Friesland, Drenthe en Flevoland zijn bereid om een kwart van de nationale woningbouwopgave voor hun rekening te nemen. Niet minder dan 220.000 woningen, in ruil voor de aanleg van een snelle spoorverbinding met de Randstad. Een in aanleg prima voorstel, dat voor de Randstad een deel van de woningnood oplost en voor de regio’s werkgelegenheid en bereikbaarheid oplevert. Uiteraard dient dit niet te ontaarden in de bouw van een tweede Randstad. De kwaliteiten van het ommeland mogen niet verkwanseld worden. Naast dit initiatief kan het Rijk ook door een Europese bril naar de regio’s kijken. Ten opzichte van Amsterdam vormen Groningen en Limburg een uithoek, ten opzichte van Duitsland liggen ze centraal. De betreffende regio’s doen hun best om daarvan te profiteren, maar het Rijk kan niet van hen verwachten dat ze dat alleen voor elkaar krijgen. Daarom: investeer in verbindingen vanuit deze gebieden naar de rest van Europa. Dat kunnen Rijk en regio samen doen, met geven en nemen. Andere partijen die baat hebben bij de investeringen, zoals het bedrijfsleven, kunnen ook meedoen. Vanuit wederkerigheid en samenwerking valt veel te winnen. Zoals aantrekkelijke, bloeiende en vitale gebieden die qua welzijn helemaal op peil zijn. Randland dat ten opzichte van de Randstad meer ruimte biedt en zijn eigenheid behoudt. Waar inwoners gelijke kansen krijgen en kunnen bijdragen aan de brede welvaart van Nederland.’

BPD Magazine ontvangen?

Dit artikel verscheen in BPD Magazine. De volgende editie kosteloos op uw deurmat ontvangen?